Archivarissen hebben een belangrijke rol in het openbaarheidsregime van overheidsdocumenten. Wanneer archieven in een archiefbewaarplaats worden opgenomen worden er afspraken gemaakt over welke documenten wel en welke niet openbaar zijn en onder welke voorwaarden.

Veel onderzoekers maken gebruiken van de mogelijkheid om ontheffing voor de niet-openbare documenten aan te vragen. Deze week was er een interessante uitspraak van een hoger beroepszaak op dit gebied, die nieuwe inzichten biedt.

Bij de overdracht van een archief was de afspraak gemaakt dat  met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer op grond van artikel 15, tweede lid, van de Archiefwet een beperking aan de openbaarheid op bepaalde archiefbescheiden van het archief van de  Tweede Kamer der Staten Generaal 1945-1989. Deze beperking duurt voort tot 2046 of tot de betrokkene aantoonbaar is overleden.

Een journaliste was de toegang geweigerd en was een rechtszaak begonnen. Aanvankelijk in 2014/2015 werd zij in het gelijk gesteld, echter bij het beroep van deze maand heeft de archiefdienst het gelijk aan haar kant gekregen.  Wat deze uitspraak verheldert, is dat een journalist niet altijd kan worden beschouwd als een belanghebbende.

Het beperkingsbesluit raakt op gelijke wijze alle personen die de desbetreffende archiefbescheiden willen raadplegen of gebruiken. [wederpartij] stelt dat zij journalist is, onderzoek doet en daarom geïnteresseerd is in deze stukken. De enkele stelling dat [wederpartij] journalist is en interesse heeft in de stukken is ontoereikend voor het oordeel dat zij zich in voldoende mate onderscheidt van anderen die in het kader van onderzoek of uit interesse inzage in de stukken verlangen of in de toekomst zullen verlangen.

Link naar de uitspraak.

Weergaven: 432

Hierop reageren

Berichten in deze discussie

Beste Yvonne,

De journaliste heeft geen verzoek tot raadpleging van de desbetreffende archiefbescheiden ingediend. Ook heeft zij niet verzocht om ontheffing (dispensatie) van de gestelde beperking op grond van artikel 15, derde lid, Archiefwet. Zij heeft alleen bezwaar gemaakt tegen het alsnog stellen van een beperking aan de openbaarheid op grond van artikel 15, tweede lid, Archiefwet. Er is dus geen sprake van dat de toegang tot het archief geweigerd is.

Bij overbrenging was het betreffende archief openbaar. Na overbrenging is met toepassing van artikel 15, tweede lid, een beperking aan de openbaarheid gesteld. Bij de behandeling bij de rechtbank is vooral inhoudelijk naar de zaak gekeken. De rechtbank was van oordeel dat - kort gezegd - de Archiefwet geen ruimte laat voor het herstellen van fouten of vergissingen. Wordt bij overbrenging ten onrechte een stuk als openbaar aangemerkt, is dit niet meer te herstellen. 

Bij de RvS is veel meer de nadruk te komen liggen op het proces: is het wel mogelijk om tegen een besluit op grond van artikel 15, tweede lid, Archief bezwaar en beroep in te stellen. Deze uitspraak van de RvS lijkt er van uit te gaan dat die situatie zich niet vaak voor zal doen. Het zijn van journalist, geïnteresseerd zijn in de stukken, een verzoek tot raadpleging van de stukken hebben gedaan of zullen doen; het zijn allemaal geen omstandigheden die iemand belanghebbende maken bij dit besluit (zie ook: deze uitspraak van dezelfde dag).

Dit betekent dus dat na overbrenging slechts door een hele beperkte groep (als die er überhaupt al is) bezwaar en beroep ingesteld kan worden tegen een besluit om de openbaarheid alsnog te beperken.

Erik, bedankt voor de toelichting. Dat er niet meer te herstellen is, was mij al bekend.
Wat wel lastig is, is dat de Wbp in 2001 is ingevoerd en dat veel contracten van voor 2001 dateren. Eigenaren zijn vaak niet meer te traceren.

Antwoorden op discussie

RSS

© 2024   Gemaakt door Marco Klerks.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden